Interview Stephan Tromer

In gesprek met de Nederlandse Studententafeltenniskampioen: Stephan Tromer

Louise Lemmens en Marieke van Egeraat

 

Op woensdag 8 mei hadden wij een bijzondere gast tijdens de training: niemand minder dan de Nederlandse studententafeltenniskampioen, Stephan Tromer, kwam met ons meetrainen. Gewaarschuwd voor het verschil in niveau besloot hij toch af te reizen vanuit Zoetermeer naar ons Sportcentrum in Nijmegen. Tijdens de training kregen sommigen de mogelijkheid om tegen hem te trainen en na afloop was er nog genoeg tijd voor enkele wedstrijdjes. Moe, maar voldaan streken wij vervolgens neer voor een interview voor ons befaamde clubblaadje, de Akriskras. 

            Stephan is student in Delft en studeert daar technische informatica. Naast zijn studie spendeert hij veel van zijn tijd aan tafeltennis. ‘Ik probeer elke dag iets met tafeltennis te doen: zelf trainen of training geven’. Vanaf een jaar of elf beoefent hij deze sport en hij is er trots op het hoogste niveau in Nederland, de eredivisie, bereikt te hebben. Ondertussen speelt hij in België op het één-na-hoogste niveau, want ‘daar kan ik veel meer wedstrijden spelen dan hier. Als je alles speelt kan je daar 88 wedstrijden spelen!’. Bovendien is hij regerend studententafeltenniskampioen, voor het tweede jaar op rij. Of hij volgend jaar weer meedoet aan het NSK is nog even de vraag. Ten eerste hoopt hij na dit collegejaar klaar te zijn met zijn studie en ten tweede laat de agenda het wellicht niet toe.

            Op zijn elfde ging Stephan dus op tafeltennis, na eerst op voetbal gezeten te hebben. Dat beviel alleen niet meer, maar hij moest van zijn moeder wel een sport blijven doen: ‘Toen zijn we door het telefoonboek gegaan, van de a naar de z en weer terug. Uiteindelijk kwamen we bij tafeltennis uit’. Vervolgens heeft hij wel ook zijn broer meegetrokken naar de club (Laurens Tromer, speelt voor het nationale team). Op zijn vijftiende besloot Stephan weer van tafeltennis af te gaan om nogmaals voetbal te proberen, want het liep allemaal niet zo lekker bij zijn club. Twee jaar later vinden we hem echter weer terug met een batje in de hand, want op zijn zeventiende begint hij opnieuw aan tafeltennis. Deze keer met één doel: ‘Toen ik begon heb ik altijd gezegd “ik ga de eredivisie halen”. Toen geloofde niemand mij’. Maar met veel trainen, ‘elke dag één of twee keer’, heeft hij dit doel wel gehaald.

            Toen Stephan in 2017 nationaal studentenkampioen werd, mocht hij afreizen naar Coimbra, Portugal voor de Europese Studententafeltennis Kampioenschappen. Samen met wat studenten van Thibats, Enschede (waaronder Martijn Heemskerk, die volgend seizoen in ons eerste team speelt!) heeft hij er daar een leuke week van gemaakt. Zo schijnt er een filmpje te zijn van Martijn: ‘Hij moest misschien naar het ziekenhuis en ik heb de reden waarom vastgelegd’. Kans maakten ze overigens niet, want hoewel Stephan nog wel wedstrijden won, werd de rest wel van tafel geslagen. Waarom nam Stephan dan toch hen mee? ‘Ik was ze op het NSK tegengekomen en dat leek me daarom ook wel gezellig. Het ging ook niet echt om het winnen daar’. Dit jaar gaat Stephan helaas niet naar het ESK, vanwege de drukte van studie en misschien een nieuwe baan zoeken.

            Misschien zien we Stephan in de toekomst trouwens wel vaker in onze omgeving. Hij is namelijk van plan om na zijn studie naar het oosten te verhuizen. Helaas is Nijmegen geen optie, maar Zwolle staat wel hoog op het verlanglijstje: ‘Hier is het meer relaxed, meer open’. Prioriteit één is echter eerst een baan vinden, zodat hij op den duur een huisje in het oosten kan kopen [Ondertussen heeft hij een baan gevonden in Barendrecht. Dus het oosten moet nog even wachten]. Dat is wel een stuk makkelijker dan in de Randstad: ‘De huizen daar zijn echt belachelijk duur. Je kan bijna een alleenstaand huis kopen in het oosten voor hetzelfde geld als een kamertje van twintig vierkante meter in een achterbuurt in de Randstad’. ‘Mijn tafeltennisvrienden wonen bovendien over het hele land’, dus alleen zal Stephan zich niet voelen.

            Stephan heeft nog als doel om in België vast op het hoogste niveau mee te kunnen doen, maar spelen tot zijn tachtigste ziet hij niet helemaal zitten. ‘Ik weet niet of ik het dan nog leuk zou vinden’. Minder worden ziet hij namelijk niet zitten. ‘Als ik nu al een blessure heb en ik speel minder, vind ik het al minder leuk. Dan moet ik echt een maand niet spelen om er weer heel veel zin in te hebben’. Aangezien hij straks werkt, denkt hij dat hij ook minder vaak zal trainen en dat heeft meteen invloed op het niveau.

            We vragen Stephan ook nog even naar het verschil tussen tafeltennissers op hoog niveau en op lager niveau. Zijn tafeltennissers op hoog niveau namelijk ook een beetje typisch? ‘Volgens mij is dat wel minder’, antwoordt Stephan, ‘maar tafeltennis is natuurlijk zo op de details dat je wel echt gefocust moet kunnen zijn. Je moet echt in je eigen wereldje kunnen blijven’. Heeft hij dan ook echt gekke gebeurtenissen meegemaakt? ‘Er zijn altijd wat aparte dingen, zoals heel onsportief gedrag. Ik heb één keer meegemaakt dat iemand zijn batje na de wedstrijd weg wilde gooien, maar hem tegen de scheidsrechter aangooide. Hij kreeg alleen maar een boete van vijftig euro’. Tafeltennis is dus wel een heel mentale sport. Op hoog niveau zijn ze daar dan ook veel mee bezig, ‘je kan een rondje lopen, ademhalen, je eigen routine voor het serveren. Je moet er wel echt mee bezig zijn hoe je daarmee om kan gaan. Het kan wel echt het verschil maken in de wedstrijd’.

            Dat is dan ook het advies van Stephan voor alle tafeltennissers en Akrissers specifiek: ‘Wat belangrijk is om punt voor punt te spelen en je tijd te nemen. Techniek komt pas later, want je kan pas de goede techniek spelen als je er klaar voor staat. Probeer ook elke bal met een idee te spelen, zeker de service. Dat is het enige moment wat je helemaal zelf in de hand hebt’. En heeft hij dan ook nog een tip voor de vereniging? ‘Zoek een trainer die jullie echt beter wil maken en die voor iedereen de tijd neemt’. En met deze wijze woorden sloten wij het interview af.